De berghut Carè Alto – ‘Dante Ongari’ en de ‘Portatrici Adamelline’
“De soldaten hebben de oorlog gevoerd, maar de vrouwen van Rendena hebben met ijverige regelmaat ongelooflijk werk verricht” [Hopman Heinrich von Jenni].
Beladen met zwaar materieel beklommen ze de steile paden die van de Borzago-vallei naar de gletsjers van de Adamello leidden. Dit waren de Portatrici Adamelline, de ‘draagsters van de Adamello’: vrouwen uit Val Rendena die tijdens de Grote Oorlog de ‘vrouwensoldaten’ werden van het Oostenrijks-Hongaarse leger. Met hun carpele, houten schoenen met metalen noppen zodat ze niet zouden uitglijden, en een lange rok met diepe zakken om een stuk polenta voor de lunch mee te nemen, beklommen ze de berg twee tot drie keer per dag om stenen, touwen en gereedschap voor de bouw van de kabelbanen te brengen.
Ze deden dit om te overleven en om een paar broden en wat kronen per week te verdienen, terwijl de mannen naar Italië waren vertrokken of aan het Russische front vochten. “Ik vertrok vanuit Sant'Antonio di Mavignola, met een stuk polenta op zak voor de lunch; in weer en wind maakten we twee tochten in de ochtend, en één in de middag.” Dit vertelde Giustina Ferrari uit Pelugo, misschien wel de oudste van de ‘draagsters’.
Bij de ingang van de Valle di Borzago is nu een kapiteel met mozaïek, op initiatief van de historicus en ingenieur Dante Ongari, aan deze buitengewone vrouwen gewijd: precies op het punt waar hun tochten begonnen, op weg naar de sneeuw en de berghut Carè Alto in de Adamello-Presanella-groep.
Deze locatie speelde een strategische rol tijdens de Eerste Wereldoorlog, vanwege de ligging dicht bij de frontlinie. Gebouwd in 1912 op 2450 meter boven zeeniveau, was het een belangrijk steunpunt voor de Oostenrijks-Hongaarse troepen die in het hooggebergte vochten. Gletsjers, bergkammen, ontoegankelijke valleien en slechte weersomstandigheden waren het toneel van gevechten en militaire operaties.