Dit vindt men fascinerend, ik weeg dan zelfs minder dan een milligram. Ik ben ook interessant om de antivries-eiwitten die ik produceer om extreme kou te weerstaan. Deze lijken op die van Antarctische vissen. De wetenschap begint nog maar net te begrijpen hoe nuttig ze kunnen zijn. Ze worden in alle gletsjers aangetroffen, maar alleen wij, de gletsjerinsecten, weten hoe we ze het beste kunnen gebruiken.
Maar de laatste tijd heb ik het warm. Ik herken bepaalde plekken niet meer waar ik vroeger naartoe ging om uit te rusten of gewoon een tijdje te overwinteren. Eerst was er ijs, nu niet meer. Ik begrijp het niet. Maken mensen zich zorgen dat ik het te koud zal krijgen en proberen ze de bergen op te warmen? ‘Nee, doe dat alsjeblieft niet!’
De gletsjers trekken zich terug. Als het water te heet wordt, overleef ik het niet. De soorten die vroeger in de vallei leefden, komen meer naar boven op zoek naar frisheid – net zoals wie uit Rome of Milaan komt en in Trentino gaat wonen, want zeg nou eerlijk, wie wil daar blijven en smelten als een druipend ijsje te midden van het beton? En ik, samen met al mijn vrienden – bacteriën, larven, insecten, spinnen en andere kleine beestjes die in de gletsjers leven – heb mijn koffers gepakt en ben naar boven gegaan. Het is alleen jammer dat bergen puntig zijn en dat de punt op een gegeven moment stopt zodat je niet hoger kunt. Summit trap noemen ze dat. Wat een tegenvaller! Het stond in de voetnoten over de opwarming van de aarde, maar ik heb de kleine lettertjes niet gelezen. Ze hebben mij trouwens niet geraadpleegd, voordat ze begonnen de planeet waar ik toevallig ook op leef te oververhitten.